Ik werd weggezet als wat ik niet was.
Als verslaafde.
Als onbetrouwbaar.
Als gevaar.
En toch kon ik het haar niet kwalijk nemen.
Niet echt.
Want iedereen heeft zijn eigen waarheid.
En in haar ogen…
was dit waarschijnlijk wat ze zag.
Wat ze voelde.
Of wat ze nodig had om haar verhaal kloppend te houden.
Maar het sneed.
Niet omdat ze me aanviel,
maar omdat ik haar zo hard probeerde te beschermen.
Ook in de rechtbank.
De tweede keer bij de familierechtbank gebeurde er iets onverwacht.
Iets kleins. Maar het raakte me.
Want zij —
de vrouw die mij had afgeschilderd als junkie,
als onveilig, als onstabiel —
zij nam plots mijn verdediging op.
Ze zei tegen de rechter:
“Ik wil niet dat je Wim nu wegzet als een junkie.
Want dat is hij niet.”
En ik voelde hoop.
Heel even.
Niet omdat het alles goedmaakte.
Maar omdat ik dacht: ze weet het.
Ze weet dat dit beeld niet klopt.
En misschien —
misschien beseft ze ook
dat ze dit beeld zelf heeft helpen maken.
De rechter verraste me ook.
Ze zei:
“Misschien ben ik te zwart-wit geweest.
Ik zie hier zó veel ellende met drugsgebruik,
dat ik niet meer zie dat daar soms ook verhalen achter zitten.”
En ik voelde… gezien worden.
Niet helemaal. Niet volledig.
Maar toch genoeg
om niet langer alleen de karikatuur te zijn.
Ook mijn dochter had haar verhaal verteld.
Dat er meer zat achter het beeld.
Achter het conflict.
En misschien…
was dat het eerste moment waarop mijn waarheid
niet alleen mijn waarheid was.
Ondertussen ging het verder.
We deden een kamerbemiddeling.
Die trok op niets.
Geen inhoud.
Geen respect.
Alleen controle.
Alleen gelijk willen halen.
Voor mijn vrouw voelde het als een onderhandeling.
Voor mij voelde het als een opoffering
die toch geen erkenning zou krijgen.
Ik bleef zoeken.
Niet naar wraak.
Niet naar gelijk.
Maar naar een manier
om dit eerlijk te doen.
Respectvol.
Zelfstandig.
Zonder modder.
Ik vond een advocatenkantoor dat dat begreep.
Gespecialiseerd in bemiddeling.
Geen strategie.
Geen spel.
Ze wilden mijn visie volgen.
Mijn stijl.
Alleen…
dan moest ik alles geven.
Alle documenten. Alle stukken. Alles wat ik wist.
Niet om aan te vallen.
Maar om te weerleggen.
Om mezelf niet kwijt te raken.
En ik deed het.
Met een bang hart.
In vertrouwen.
Niet om te winnen.
Maar om mezelf recht aan te kunnen kijken
wanneer dit allemaal voorbij zou zijn.
Ik las de conclusies van mijn advocaat.
Voor de arbeidsrechtbank.
En voor het eerst voelde ik:
dit is mijn stem.
Zacht.
Vast.
Zonder haat.
Zonder leugens.
Precies zoals ik het had gehoopt.
Maar telkens als ik weer iets probeerde op te bouwen,
stond mijn vrouw klaar om het te controleren.
Of terug te draaien.
En ik begreep het.
Echt.
Zij had controle nodig
om zichzelf te beschermen.
Maar ik…
had ruimte nodig
om mezelf niet te verliezen.
Mijn advocaat vroeg me:
“Waarom ga je niet gewoon in vereffening?
Alles verkopen. De winst verdelen. Klaar.”
En ik wist…
dat is de gemakkelijkste weg.
Maar niet de juiste.
Niet voor mij.
Ik ben nu bezig met een waardeschatting.
Van het bedrijf.
Van de toekomst.
Van wat er nog te redden valt.
Misschien kan ik haar uitkopen.
Misschien niet.
Misschien verlies ik privé iets.
Misschien alles.
Maar als ik het niet probeer…
dan verlies ik sowieso iets veel groters:
mezelf.
Want ik weet:
ik kan alleen met mezelf leven
als ik kan zeggen:
“Ik heb alles geprobeerd. Echt alles.”
En dat is waar ik nu sta.
Niet in strijd.
Niet in overgave.
Maar in de keuze om te blijven proberen
—
ook als dat de moeilijkste weg is.
Reflectie
Ik zit hier.
In het magazijn.
Ver weg van alles wat ooit mijn thuis was.
Mijn kinderen. Mijn hondjes. Mijn vaste ritme.
Het voelt… leeg.
Niet omdat er niets is.
Maar omdat alles nu ergens anders is.
Verspreid.
Beschermd.
Afgegrendeld.
En ik begrijp waarom.
En ik kies ervoor om dat niet te bevechten.
Maar het voelt.
Ik zie hoe zij nooit alleen is.
Er is altijd iemand rond haar.
Een netwerk. Een vangnet. Een aanwezigheid.
En ik?
Ik trek me terug.
Niet uit slachtofferschap.
Maar uit overtuiging:
ik wil mensen niet belasten.
Niet betrekken in mijn storm.
Maar dat heeft een prijs.
Het is stil.
Heel stil.
Soms te stil.
Ik heb mezelf ooit voorgenomen:
“Als je eenzaamheid niet aankan, zul je keuzes maken die niet bij je passen.”
En dat zit nu in mij.
Want ik voel het.
Echt voelen.
Eenzaamheid.
Niet het ontbreken van mensen.
Maar het ontbreken van nabijheid.
Van écht gekend worden.
En ik weet:
ik moet het nu doorstaan.
Zonder vluchtroute.
Zonder terugkeer naar verbindingen
die niet meer kloppen.
Omdat ik anders…
nooit echt vrij zal zijn in mijn keuzes.
Psychologische duiding
Wat zich hier afspeelt is een klassiek maar zwaar proces van existentiële herpositionering:
een fase waarin iemand niet alleen uit een relatie of systeem stapt,
maar ook uit het vertrouwde zelfbeeld.
Je komt in een overgang waarin je alle externe structuren verliest
en enkel nog jezelf hebt als kompas.
Daarbij komt het fenomeen van zelfgekozen isolatie:
om schade te beperken,
om anderen te beschermen,
maar ook — onbewust — om jezelf te beschermen
tegen afwijzing of miskenning.
Deze zelfbescherming leidt vaak tot emotionele eenzaamheid.
Niet het ontbreken van mensen,
maar het ontbreken van je “plaats”.
En in die stilte groeit iets krachtigs:
de emotionele autonomie
om niet terug te grijpen naar bekende dynamieken,
alleen maar om leegte te vullen.
Wat jij doet — het bewust doorstaan van die leegte —
is geen zwakte.
Het is een vorm van volwassen emotionele ontwikkeling
die weinig mensen durven aangaan.
Levensbeschouwelijke blik
In het christendom spreekt men soms over de woestijnperiode:
de fase waarin alles wegvalt,
zodat je kunt horen wat er overblijft.
In het boeddhisme heet dit de confrontatie met leegte zonder hechting.
Het moment waarop je beseft
dat jij niet je omstandigheden bent.
In soefisme is het de verduistering voor het ontwaken:
een eenzame ruimte,
niet als straf,
maar als doorgang.
Deze eenzaamheid is niet nutteloos.
Ze is heilig.
Omdat ze toont
wat in stilte blijft
wanneer alle bevestiging wegvalt.
Slotzin
Eenzaamheid is geen zwakte. Het is de ruimte waar je leert dat je aanwezigheid op zichzelf genoeg mag zijn.